AI-agents en de mens: een verrassend nuchtere blik op de toekomst van werk

Het Stanford-onderzoek toont aan dat mensen AI niet overal willen inzetten: ze kiezen bewust welke taken ze willen delen met technologie. Niet alles wat kan, hoeft. Dit bevestigt Augmentics visie: AI-agents moeten werk ondersteunen, niet overnemen. Zo bouwen we met Augmentic OS aan slimmere, menselijkere werkdagen.

In discussies over AI op het werk domineren vaak twee uitersten: aan de ene kant de angst dat technologie mensen overbodig maakt, aan de andere kant de belofte van volledige ontzorging. Wat in die polarisatie vaak ontbreekt, is de stem van de mensen zelf: de werknemer die nu al merkt dat AI binnendringt in zijn takenpakket, processen en ritme.

Een recente studie van Stanford University biedt precies dat perspectief. Geen futuristische voorspellingen of theoretische modellen, maar een diepgaande inventarisatie van wat mensen zelf willen – en niet willen – als het gaat om de inzet van AI-agents op hun werk. De resultaten zijn verrassend praktisch. En ze bieden een broodnodige spiegel, zeker nu veel organisaties zich blindstaren op de mogelijkheden van technologie zonder zich af te vragen of die wel in dienst staan van de mens.

Wat is onderzocht?

Stanford vroeg 1.500 mensen uit meer dan 100 verschillende beroepen in de Verenigde Staten naar hun mening over AI. Niet over ‘de toekomst van werk’ in abstracte zin, maar over hun dagelijkse taken: welke onderdelen van hun werk zouden ze willen laten overnemen door een AI-agent? En welke absoluut niet?

De onderzoekers combineerden deze voorkeuren met technische haalbaarheid. Het resultaat is een concreet en bruikbaar overzicht: waar AI vandaag de dag waarde kan toevoegen — en waar het beter op afstand blijft.

Let op: dit is Amerikaans onderzoek. De context verschilt op punten van de Nederlandse arbeidsmarkt. Maar de rode draad – de behoefte aan autonomie, samenwerking en betekenis in werk – is universeel herkenbaar.


Vier zones voor AI: waar wel en waar niet?

Het onderzoek brengt de inzet van AI onder in vier herkenbare zones:

  • Zone 1 – Gewenst én haalbaar Hier willen mensen hulp van AI, en kan de technologie die ook bieden. Denk aan administratieve handelingen, het verzamelen van gegevens of standaardanalyses. → Deze taken zijn rijp voor implementatie.
  • Zone 2 – Haalbaar, maar ongewenst Technisch zou AI het kunnen overnemen, maar mensen willen dit niet. Bijvoorbeeld taken waar empathie, creativiteit of afwegingen een rol spelen. → Hier is voorzichtigheid geboden.
  • Zone 3 – Gewenst, maar nog niet haalbaar Mensen zouden graag hulp krijgen bij complexe planningen, procesbewaking of inhoudelijke analyses, maar AI is hier nog onvoldoende volwassen. → Dit zijn kansrijke ontwikkelgebieden.
  • Zone 4 – Noch gewenst, noch haalbaar Hier is geen concrete behoefte of technologische mogelijkheid. → Geen actie nodig.

Deze indeling helpt organisaties keuzes maken. Niet vanuit technologiegedreven enthousiasme, maar vanuit de vraag: waar wordt het werk beter van?


Nieuw kompas: hoeveel ruimte wil de mens zelf?

Een belangrijke vernieuwing in het onderzoek is de introductie van de Human Agency Scale. Deze schaal meet in welke mate mensen de controle willen houden over hun werk, variërend van volledig autonoom AI-optreden tot volledige menselijke regie.

Wat opvalt:

  • De meeste mensen willen samenwerking met AI, geen vervanging.
  • Hoe betekenisvoller of interessanter het werk, hoe minder mensen het willen uitbesteden.
  • Mensen willen vooral regie houden over taken die hen verbinden met collega’s, klanten of het grotere geheel.

De les is helder: AI moet meebewegen met menselijke voorkeuren — niet andersom.


Wat organisaties hier nú mee kunnen

Voor veel bedrijven ligt de focus nog op technologische haalbaarheid: wat kán AI? Maar deze studie laat zien dat een minstens zo belangrijke vraag is: wat wíllen mensen dat AI doet?

Dit vraagt om een fundamenteel andere aanpak van AI-implementatie:

  • Begin niet bij de technologie, maar bij de werkpraktijk.
  • Bespreek samen met teams welke taken energie kosten of frustreren.
  • Kijk vervolgens waar AI betekenisvolle ondersteuning kan bieden — zonder de menselijke kern aan te tasten.

In Europese organisaties, waar werkcultuur sterk verweven is met zingeving en autonomie, is deze benadering geen luxe maar noodzaak.


Waarom dit raakt aan hoe wij naar werk kijken

Wat deze studie vooral duidelijk maakt: het succes van AI ligt niet in de technologie zelf, maar in hoe goed we erin slagen die technologie betekenisvol in te zetten. Het is een oproep aan organisaties om niet alleen te denken in termen van automatisering, maar in termen van samenwerking. Niet: “Wat kan AI van ons overnemen?”, maar: “Wat willen wij dat AI versterkt?”

Bij Augmentic sluiten we daar direct op aan. Onze visie op Agentic AI vertrekt niet vanuit de machine, maar vanuit de mens. We bouwen agents die geen losse tools zijn, maar functionele collega’s: met een doel, een takenpakket, en een plek in het werkproces. Agents die transparant werken, meetbaar bijdragen, en tegelijk ruimte geven aan wat mensen juist níét kwijt willen raken: hun creativiteit, hun oordeel, hun autonomie.

In ons platform Augmentic OS geven we organisaties de tools om die samenwerking concreet te maken. Om werk opnieuw te verdelen – niet om mensen eruit te schrijven, maar om ze terug te brengen naar de kern van hun vak. Dat is, in onze ogen, de echte belofte van AI: een werkdag die slimmer wordt ingericht, zodat hij menselijker voelt.


📚 Bron

Shao, Zope, Jiang, et al. (2025). Future of Work with AI Agents: Auditing Automation and Augmentation Potential across the U.S. Workforce. Stanford University. https://arxiv.org/pdf/2506.06576